‘Ze zoeken het maar uit met die waypoints’

Caspar Schellekens was er even helemaal klaar mee. Na een dag en een halve nacht zwoegen door zoutvlaktes en duinen, met een motor die er steeds mee ophield, kreeg hij 450 kilometer feshfesh, stof, geulen, knippen, stenen en andere rommel voor de kiezen. Hij was niet de enige die er klaar mee was, ook de andere BAS Dakar-rijders vonden de negende etappe helemaal niks.

 

Diep in de nacht was Schellekens aangekomen in het bivak van Iquique, na vijftien uur op de motor te hebben gezeten. Hoewel, hij had er ook uren naast gestaan. Op de zoutvlakte aan het begin van de achtste etappe was de motor al gaan haperen. “Daar sta je dan, tot je enkels in het water en alles om je heen wit: de lucht, de bodem. Door het zout oxideerden de contacten. Ik heb het samen met een andere jongen staan repareren, maar binnen 10 kilometer viel ik drie keer stil. Ik was al dik twee uur verder voordat ik nog maar aan de proef kon beginnen.”

 

Met slepen, schoonmaken, weer een stukje rijden, weer schoonmaken, kwam Schellekens in het donker aan bij de duinen die de laatste 38 kilometer van de etappe vormden. “Daar zaten de mensen van de controlepost te barbecueën. Ik ben maar even aangeschoven en heb meegegeten. Ik was al zo kapot, dat ik wel een worstje kon gebruiken.”

 

Aangesterkt hervatte Schellekens de tocht door de duinen. In het smalle lichtbundeltje van zijn motor was het vinden van de juiste weg een behoorlijke opgave. “Ik kwam in een duinpan terecht waar ik pas na heel veel proberen weer uit kwam. Toen ik het laatste waypoint maar niet kon vinden, dacht ik: dikke sjaak, ik ga naar beneden. Dan maar straftijd, ik heb liever een uur slaap. Ik wist wel waar ik heen moest. Vanaf de duinen zie je het bivak liggen.”

 

Aan de finish stuurde de wedstrijdleiding hem door naar de dokter, voor de zekerheid. Niet dat dat nodig was, want Schellekens was nog best fit. “Maar ik snap dat ze het even willen checken.” Hij werd fit verklaard en kreeg een starttijd voor etappe nummer 9. Die begon al na drie uurtjes slaap, in dezelfde duinen waar hij net uit kwam. “Nou, daar wist ik met mijn ogen dicht de weg! Het ging zo lekker dat ik er meteen het gas op heb gezet. Ik had al snel de anderen bijgehaald.”

 

Dat het uiteindelijk weer negen uur buffelen zou worden, had eigenlijk niemand verwacht. “Er is nog geen dag geweest die een beetje simpel was,” vond Sjors van Heertum. “Het is elke dag wel wat. Het navigeren was moeilijk, maar dat vind ik juist leuk. Maar de paden waren vrij smal en het was ontzettend stoffig. Op een gegeven moment kwamen er een paar Mini’s voorbij gestoven. Die maakten zo veel stof dat ik zelf niet meer wist waar ik vandaan was gekomen.”

 

Bastiaan Nijen Twilhaar werd op zo’n pad twee keer bijna van de sokken gereden. “Eerst door een Mini, daarna door een Toyota. Je kunt geen kant op, daarvoor zijn de paden te smal. Het was zo’n zware dag dat ik serieus heb overwogen om ermee te stoppen. Als het zo moet, is dit mijn laatste Dakar. Ik ben er helemaal klaar mee.”

 

Caspar van Heertum zat kilometer voor kilometer af te tellen, zo vervelend was het. “Alleen maar diepe gaten vol feshfesh. Ik ben in de overlevingsmodus gegaan om de finish te halen.” Een waypoint wat ze maar niet gevonden kregen, op 326 kilometer, lieten ze dan ook maar voor wat het was. “Ze zoeken het maar uit met die waypoints,” vond Schellekens. “40 minuten straftijd? Boeien… We zagen Stéphane Peterhansel rijden; daar zijn we achteraan gereden. Die weet hier de weg wel.”

 

De nacht is opnieuw niet heel lang voor de BAS-mannen. De tiende etappe begint om half vijf met een lange verbinding, de Andes weer over naar de Argentijnse kant. Ze kijken er niet naar uit. Caspar van Heertum: “Wéér die Andes over, wéér in de vrieskou de hoogte in en een paar uur later de hitte van de woestijn in. Pfff…. Nog vier dagen!”

Geen reacties

Plaats een reactie