Overleven bij -9 en 20 centimeter sneeuw
Over een tijdje is het een goed verhaal voor in de kroeg, maar op het moment zelf was het puur overleven voor Caspar van Heertum en Bastiaan Nijen Twilhaar. In het donker moesten zij een bergpas over op 5200 meter, door 20 centimeter sneeuw bij -9. “Het is bijna niet uit te leggen. Ik ben nog nooit zo blij geweest dat ik het bivak zag.”
Al vroeg in de tiende etappe – het eerste deel van de marathonetappe – kreeg Caspar van Heertum problemen met zijn motor. De injector die de brandstof in de motor spuit, werkte niet meer. “De eerste keer was al na 5 kilometer,” vertelt Van Heertum. “De tweede keer na 140 kilometer en op 250 kilometer ging het nog een keer mis. Gelukkig kon Eimbert Timmermans van het XDakar-team nieuwe meenemen en kon Bastiaan de injectors vervangen. Bij de laatste keer hebben we het hele brandstofsysteem vervangen. We denken dat er nog wat restjes zout van Bolivia in de achtertank hebben gezeten.”
Het gevolg van de reparaties was dat Van Heertum en Nijen Twilhaar pas om half 9 ’s avonds aan het tweede deel van de proef konden beginnen. Daarmee waren ze om half 11 klaar. De hele proef van 371 kilometer had hen elf uur gekost. “Bij de derde keer de injector vervangen heb ik wel even getwijfeld of het goed zou komen. Het was de laatste injector die we bij ons hadden. Maar de proef ging verder best goed. We hadden er ook wel schik in eigenlijk. Dat gepruts is niet leuk, maar het is ook Dakar. Het hoort erbij.”
Maar toen stond er nog 135 kilometer verbinding op het menu. “Gekkenwerk,” blikt Van Heertum terug. “Ik kende die bergpas nog wel van twee jaar geleden en wist dat het een gevaarlijke weg was. We mochten er niet alleen aan beginnen. De organisatie bij de finish stuurde een stel Argentijnen met een jeep mee – dat was maar goed ook, anders had ik niet geweten hoe het was afgelopen. Er lag 20 centimeter sneeuw op de weg, het vroor 9 graden. Het was niet te doen, zo koud. Ieder kwartier kropen we even in de auto om op te warmen, anders konden we niet verder. We hebben er vijf uur over gedaan, die lousy 135 kilometer. Het is niet uit te leggen aan iemand die Dakar nooit zelf heeft gereden hoe dat voelt: afzien en overleven.”
Om drie uur ’s nachts kwamen Van Heertum en Nijen Twilhaar aan in Cachi, waar de motorrijders de nacht doorbrachten in een sporthal. “We hebben geslapen op de betonnen vloer. Niet echt goed geslapen dus. Om zes uur moesten we weer op.”
Sjors van Heertum, die om zeven uur al bij de sporthal was gearriveerd, had ondertussen wel al het roadbook voor zijn broer in orde gemaakt. Hij had zich grote zorgen gemaakt. “Ik kwam om een uur of vier uit de proef en had nog even wat gedronken en gegeten bij bekenden die bij de finish stonden, voordat ik aan de verbinding begon. Die was moeilijker dan de proef! Een en al ravijnen van een kilometer diep. Om vijf uur reed ik in de sneeuw, een uur later stond ik bij 30 graden tussen de cactussen. Echt, bizar. Niet te geloven. Ik had die weg dus al gereden bij daglicht en ik wist wat Cas en Bas te wachten stond, maar dan in het donker. Ik was heel blij toen ze midden in de nacht die sporthal binnen stapten.”
De elfde etappe (357 kilometer) was een fluitje van een cent vergeleken bij de ontberingen van die nacht. Vanwege de korte nacht en de uitputtingsslag in de bergen deden de vier BAS Dakar-rijders het kalm aan. “Het was een mooie dag,” vond Caspar van Heertum. “Aan de woestijnkant de bergen in, 80 kilometer klimmen, 80 kilometer dalen en er in een groen landschap weer uit. Wel in de stromende regen overigens. Dat kon er ook nog wel bij. Mijn laarzen stonden tot aan mijn enkels vol water. Maar we zijn er. Ik ben nog nooit zo blij geweest dat ik het bivak zag. Die laatste twee dagen komen we dan ook wel door, denk ik.” Sjors: “Als we het nú nog laten liggen, verdienen we een dik pak slaag.”